Return to site

(St)ArtNouvelo.

Koers is Kunst.

· cycling,arts,koers,wielrennen,kunst
broken image

#1. Trendsetters – ook als het om Ventoux-lopen gaat, Chris Froome.

We kenden elkaar eigenlijk niet zo goed. Een politicoloog en een geograaf, net afgestudeerd in Brussel. Iemand die hield van netwerken en iemand die ontzettend creatief was. We liepen elkaar tegen het lijf tijdens een zaalvoetbaltoernooitje. Om één of andere manier klikte het meteen. De passie die ons verbond: wielrennen.

 

Het echte leven zou er nu wel snel aankomen. Geld verdienen, een carrière uitbouwen, een stabiele relatie. Maar eerst zouden we de Mont-Ventoux beklimmen als overgangsritueel naar het volwassen leven. Ik met de mountainbike, hij met de koersfiets.

 

Eén goed gesprek aan de toog, wat heen en weer ge-sms, en zo gezegd zo gedaan. Met de TGV snelden we naar Avignon, vandaar nog busritje naar Carpentras. Onderweg hadden we het over de Tour, dat jaar gewonnen door ene Lance Armstrong. Dachten we. Qua Belgen moesten we het stellen met renners als Kurt Van de Wouwer en Marc Wauters. Daar werden we niet warm van. Wie er niet meereed in dat peloton was Frank Vandenbroucke. Hij was onze held. Die zou nog eenmaal terugkomen, geloofden we. Frank was god. Oversteeg de Vlaamse klei, een wereldburger. Iemand met de grandeur die paste bij onze ambities als Brusselaars. Iemand die deed dromen naar grootsheid. Tweetalig ook, pure klasse. Hoe Vandenbroucke Parijs Nice reed in 1998, dat maakte de sport populair voor onze generatie. Wielrennen, dat voor onze generatie voordien toch altijd wat als een marginaal sportje werd beschouwd, boomde. Plots zag je glimmende kapsels opduiken bij wielrenners, merken als Mapei, Gerolsteiner en Fassa Bortolo hadden ‘Style’.

 

 

We reden de eerste dag losjes door de Provence. Weinig herinnering, al staat het me bij dat we een voetbalwedstrijd op quads in een weiland passeerden. Verder lavendelgeur en zonnebloemen velden. Slecht asfalt ook. En dat ik op mijn mountainbike op het minste bergop moest lossen. Dat beloofde voor morgen.

 

De volgende dag kreeg ik het al zwaar op het wegje naar het startdorpje Bédoin. Behalve een zware fiets stond ik ook qua lichaamsbouw ook iets Bourgondischer dan mijn lotgenoot. Het zicht op de mythische berg zorgde voor flanellen benen. De jongen op de koersfiets had geen klein verzet laten steken. 42 vooraan, 25 achteraan. Zelfoverschatting of onwetendheid. Beide, waarschijnlijk. We waren jong en niet te stoppen, toch? Meteen moest hij op de trappers staan. Om niet stil te vallen demarreerde hij weg. Ik zou hem niet meer terugzien. Kop in kas en zo omwentelingen draaien. Had ik geleerd tijdens het commentaar van José de Cauwer. Zo lang mogelijk klein blijven rijden. Meters maakte ik niet. En al snel was er niks kleiner meer te schakelen. In een waas zag ik onder een arm door een schim van het monument van Tom Simpson. Helderblauwe hemel, maanlandschap.

Boven op de klim stond diegene met de koersfiets al een uurtje te wachten. Tijd genoeg om met de hulp van een vriendelijke fietstoerist een lekke band te wisselen. Aan de fameuze Châlet Renard had een vriendelijke Nederlander nog geholpen met een pompje, maar twee à drie kilometer voor de top was de tube definitief plat. Niemand meer te zien, de laatste gemene frats van de Ventoux om onze jeugdige naïviteit cash terug te betalen. Chris Froome avant la lettre liep hij aan een stevig tempo – op fietsschoenen die knetterden als de hoeven van een paard – naar de top. Ik kocht voor twintig euro snoep in een kraam op de top. Dat had die ondernemer goed bekeken. In de afdaling verloor ik opnieuw twintig minuten.

 

De volgende dag reden we naar een kennis van een kennis die een verkleedfeest organiseerde in een villa, ergens onderweg in een dorpje. Wij gingen met de fiets, en dus als wielrenner. Toen viel je nog op in fietstenue. Die villa, met zwembad, dat was naar onze normen, ongeziene luxe. Decadente God in Frankrijk. VDB zou hier zo een fles Champagne (of 2) kunnen sabreren. We passeerden op glooiende en verlaten wegen, de “dentelles de montmirail”, de provence zoals de provence mooi kan zijn.

Er werd bier en pastis gedronken, maar vooral veel wiet gerookt. Een fietser op weed, dat blijft een rare combinatie. Op pastis kan je nog wel winnen, op gras ga je toch niet sneller. Veldrijders konden toen nog geen klassiekers winnen. Ik geraakte even aan de praat met een meisje die leek op Alizee van het hitje, "moi Lolita". Kon haar niet imponeren met onze heroïsche klim. Met de vermoeidheid in de benen lag ik al voor zonsondergang te pitten.

De volgende dag reisden we door naar de lichtstad Lyon. We overnachtten in een hostel in het hogere deel van de wereldstad. Bij nog een andere kennis van onze kennis keken we naar de Champions League wedstrijd tussen Olympique Lyon en Anderlecht. Onze Brusselaars verloren met 1-0. Onterecht, menen we ons te herinneren. Het doelpunt werd gemaakt door Juninho, de legendarische Braziliaanse vrije trap specialist. Andere spelers waren Michael Essien en goalgetter Elber. En ook een Belg, Erik Deflandre. Daar schaamden we ons toch wat voor. Dat net een Bruggeling het mooie weer ging maken in Lyon. We ontbraken nog wat aan maturiteit om alles te relativeren, natuurlijk. Dan keken we liever uit naar die jonge snaak bij Anderlecht, Vincent Kompany.

 

 

Welk jaar was het toen? 2003. Het jaar waar de wereld aan onze voeten lag. De Mont-Ventoux was de laatste drempel. Een laatste les in bescheidenheid. Een laatste test of we er werkelijk klaar voor waren. Bruno vertrok enkele maanden later naar Ierland. Ik, Andreas, ging later aan de slag voor een internationale organisatie. We verloren contact. De Ventoux had ons het vertrouwen gegeven om het echte leven in handen te nemen. Nu, bijna 20 jaar later komen we elkaar weer tegen. Ons bindmiddel: de fiets. En toegegeven, de sociale media. Wielrennen heeft alles wat het leven brengt. Valpartijen, mooie overwinningen, afgunst, verdriet, jaloezie, geld, euforie en valsspelen. Afzien tegen de wind in. Oren laten suizen in een afdaling. De dood en het volwassen worden. Netwerken en creativiteit. Van staal toen naar carbon nu. Is er iets mooier dan de koers? Wielrennen is kunst. Kunst is het leven. Wielrennen is het leven. En als we lek rijden, dan lopen we verdomme die berg op! We blijven jong, en niet te stoppen, toch? Zolang er een fiets in de buurt is, is elke weg de goede.